Kantoorinstallatie ICS
Opbouw van een huisinstallatie tevens een
kantoorinstallatie
Het ontwerpen van
een elektrische installatie in een woonhuis wordt in het algemeen door een
adviseur of installateur gedaan. Hij maakt hierbij gebruik van een bestek, dat
hem door de architect ter beschikking is gesteld. Het bestek geeft een omschrijving van de
elektrische installatie, met de gegevens over de te gebruiken materialen, wijze
van leiding aanleg, plaats en methode van montage enz. Behalve kwaliteitseisen
vermeldt het bestek ook de bepalingen en voorschriften, waaraan de installatie
moet voldoen. Al deze gegevens worden verwerkt in een ontwerptekening.
Veiligheidsbepalingen
voor laagspanningsinstallaties NEN 1010
·
Het
voorkomen van aanrakingsgevaar voor mens en dier van onderspanning staande
delen.
·
Het
voorkomen van brandgevaar
·
Het
bevorderen van deugdelijkheid, doelmatigheid en overzichtelijkheid van
installaties
·
Het
voorkomen van storingen in de elektriciteitsvoorziening
De nominale
spanning van een laagspanningsinstallatie mag tussen de lijnen niet meet dan
1000V en tussen een lijn en aarde meer dan 600V bedragen.
Aansluitvoorwaarden
Om een aansluiting
op het net van een elektriciteitsbedrijf te verkrijgen, moet voldaan worden aan
een aantal door dit bedrijf gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn:
·
Algemene
bepalingen
·
Hierin
wordt o.a. een overzicht gegeven van de diverse soorten netten zoals
wisselstroom, driefasenwisselstroom, laagspanning, hoogspanning waarop kan
worden aangesloten. In deze bepalingen wordt ook vermeld dat het
installatiewerk door een erkende installateur moet zijn uitgevoerd
·
Aangifte
en ondrzoek van installaties
Geeft
richtlijnen voor aanvragen van toestemming voor installatiewerk en keuring
daarvan.
·
Aansluiten
van instalaties.
Hierin
komen bepalingen voor omtrent grootte en omvang van een installatie met
betrekking tot het type net waarop moet worden aangesloten
·
Uitvoering
van installaties.
Aan
de orde komen hierin de geldende voorschriften, eisen van materiaalkeuring, en
voorgeschreven veiligheidsmiddelen.
Algemene
opbouw cen kenmerkende gegevens van een installatie
Alhoewel
er tussen gelijkgelijksoortige installaties aanzienelijke verschillen, in
opbouw en uitvoering, kunnen bestaan, is het principe van de opbouw steeds
gelijk. We kunnen deze als volgt indelen:
·
Beveiligde
aansluiting op het laagspanningsnet van het elektriciteitsbedrijf,
·
kWh-
meter voor het meten van het energieverbruik
·
verdeelinrichting,
waar de installatie wordt beveiligd, geschakeld en in groepen ingedeeld
·
leidingnet
voor het aansluiten van verbruikende toestellen
·
aansluitpunten
ten behoeve van toestellen en apparaten
eenfase- aansluiting
hierbij wordt de
verbruiker aangesloten tussen een fase en de nulleider van een draaistroomnet.
De netspanning voor huisinstallaties is meestal 127V, 60Hz
verdeelinrichting
de algemene opbouw
van een aansluit- en verdeelinrichting van een elektrische installatie in een
woonhuis bestaat uit de volgende delen:
·
voedingskabel
met hoofdbeveiliging
·
kWh-
meter met meterleiding
·
hoofdschakelaar
·
verdeelkast
met eindgroepen
·
aardingsinstallatie
aardingsinstallatie
in de meterkast
komt de voedingskabel binnen, waarmee de verbruiker door middel van een breaker
wordt aangesloten op het distributienet. De nominale stroomsterkte van de
beveiligingen wordt door het elektriciteitsbedrijf bepaald en is afhankelijk
van het verwachten gelijktijdige schijnbare vermogen van de installatie
omdat in
huisinstallaties de eindgroepen mogen worden beveiligd met breakers of
installatie- automaten met een nominale stroom van ten hoogste 16A, moet de
hoofdbeveiliging i.v.m. selectiviteit hoogstens 25A zijn.
kWh- metrer
na de
hoofdbeveioligingen wordt de kWh- meter aangesloten. Deze is gemonteerd op het
meterbord en meet de energie welke de verbruiker opneemt. Een telwerk in de
meter registreert de opgenomen energie in kilowattuur (kWh)
hoofdschakelaar
na de kWh- meter wordt
de installatie gemonteerd en aangesloten door de installteur. Aansluitend aan
het meterbord wordt de hoofdschakelaar aangebracht, waarmee de
verdeelinrichting spanningsloos gemaakt kan worden.
Eindgroepen
In de groepenkast
worden de aansluitpunten over verschillende eindgroepen verdeeld. Een eindgroep
is een groep waarin geen verdeelinrichtingen voorkomen. Bij een huisinstallatie
betekent dit dat de eindgroep tenminste bestaat uit een fase en een nul. De
eindgroepen van een huisinstallatie bevatten een groepsbeveiliging tegen
overbelasting en een groepsschakelaar om de groep spanningsloos te maken.
Aansluitpunten
Voor het bepalen
van het aantal eindgroepen speelt het aantal aansluitpunten een belangrijke
rol. Als aansluitpunt wordt gerekend een punt van aansluiting voor een of meer
lampen, verbruikende toestellen en wandcontactdozen. Lichtaansluitpunten in
dezelfde ruimte, die uitsluitend tezamen door dezelfde schakelaars worden in-
en uitgeschakeld, worden als een aansluitpunt gerekend.
Wandcontactdozen
Vooral in
woonkamers en hobbykamersen dergelijke moet rekening gehouden worden met de
ansluiting van een groot aantal verplaatsbare toestellen. Wandcontactdozen
moeten doelmatig worden aangebracht. Gebruikelijk is plaatsing in de hoeken van
de kamers en naast deur- en raamkozijnen. Midden op grote muurvlakken wordt
afgeraden. De kans is groot dat door het ervoor plaatsen van meubels de
wandcontactdozen onbereikbaar worden. Het aanbrengen direct naast kranen of
grootstenen vergroot het aanrakingsgevaar.
Wandcontactdozen
worden dorgans op een grote van 1m boven de vloer aangebracht. Plaatsing op
plinthoogte biedt etnisch voordelen. Een nadeel is echter dat de contactdozen
zich binnen het bereik van zeer kleine kinderen bevinden. In woningen moeten de
wandcontactdozen van een beschermingscontact worden voorzien in keukens,
schuurtjes, garages en dergelijke.
Praktish uitvoering van een huisinstallatie
De installateur
begint zijn werkzaamheden met het aanbrengen van het zogenaamde buisleidingnet.
De buizen naar de verdeelpunten worden bij betonmuren in de muren gelegd.
Tijdens montage van de centraaldozen moeten we erop letten dat deze recht
aansluiten op de afwerklaag van de wanden en het plafond. Dit voorkomt
moeilijkheden (of extra werk) bij het afwerken van de installatie. In
bouwsystemen waarbij gebruik worden gemaak van vloer en/ of muurelementen zijn
de leidingen reeds in de elementen aangebracht. Het niet aansluiten van de
horizontale op de vertikale leidingen kan hierbij problemen geven.
Na het gereedkomen
van het buisleidingnet en de bouwkundige afwerking van vloeren en wanden volgt
de Afmontage. Onder het fmonteren verstaat men het aanbrengen van bedrading,
verdeelkast, schakelmateriaal, wandcontactdozen enz. deze werkzaamheden moeten
zeer zorgvuldig gebeuren om later storingen te voorkomen. Moderne constructies
te vergemakkelijken het aansluiten van de draden waardoor het afmonteren minder
tijdrovend is. Als de installatie voltooid is wordt deze door het
stroomleveringsbedrijf gekeurd, waarbij geled wordt op veiligheid en
deugelijkheid van de installatie en toetsing aan de veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties plaatsvindt.
Het centraaldozensysteem
Een
centraaldozensysteem is een systeem waarbij alle lasverbindingen centraal per
ruimte zijn ondergebracht in een of meer daartoe bestemde en gemakkelijk
toegankelijke dozen. In de doos mogen niet meer lassen worden aangebracht dan
met het ook op een gemakkelijk sluiten van de doos mogelijk is. Centraaldozen
zijn meestal in het plafond aangebracht en bevind zich achter een lichtpunt. De
leidingen naar schakelaars en wandcontactdozen worden afzonderlijk vanuit deze
centraaldozen gelegd. De centraaldozen worden vanaf de meterkast per groep met
elkaar verbonden.
§ 6.2 Project installatie: Kantoor gebouw ICS N.V.
Plattegrond
installatie
Kantoorgebouw
Huis nr. 7
EBS nr. W9205
Plattegrond
gebouw
Achterpand van
het kantoorgebouw
Huis nr. 7
EBS nr. 57344

Geen opmerkingen:
Een reactie posten